Dun   

 

Ik weet allang

dat zus heel stilletjes

verdwijnen wil

in het behang,

dat zij alleen nog maar

met kleine beetjes

de dag verbijten kan.

Ik bespied haar

als ze voor de spiegel staat:

een vogel uit het nest gevallen,

een hoopje kou, wat botjes

en een ruggengraat,

en donzig haar waar zij

twee vleugels wou.

ik wil wel mee

de kruimels tellen op haar bord

en honderd keer de trap oprennen,

maar hoe moet dat

als zij mij niet ziet,

als zij meer van minder wordt

en niets meer om het lijf heeft

dan een velletje verdriet?

 

                                                                       © Gerda De Preter